LZA2-2007-001

Feiten en omstandigheden

Bij een zwangerschapsduur van 13 weken en bij een zwangerschapsduur van 13 weken en 2 dagen is prenataal onderzoek verricht bij de moeder. Daaruit is gebleken dat het ongeboren kind leed aan exencephalie en uitgebreide spina bifida waarvoor een infauste prognose werd gegeven. Deze uitslag is direct aan de moeder en haar partner bekend gemaakt.

Aanvankelijk gaf de moeder aan de zwangerschap te willen uitdragen. Later in de zwangerschap, voor het eerst bij een zwangerschapsduur van 27 weken en 1 dag, heeft de moeder verzocht om afbreking van de zwangerschap.

De beëindiging van de zwangerschap, met een zwangerschapsduur van 30 weken en 1 dag, is aangevangen middels misoprostol. Eén dag later is het kind levend geboren en twee minuten na de geboorte is het kind overleden.

De diagnose is postnataal bevestigd.

Overwegingen van de Commissie

De commissie toetst achteraf de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval heeft uitgevoerd. De bevoegdheid daartoe is vastgelegd in artikel 3 van de Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Gelet op de in onderhavige melding vermelde diagnose en prognose is de commissie van oordeel dat de ongeborene naar redelijkerwijs verwacht mocht worden, niet in staat was buiten het moederlichaam in leven te blijven. Er was geen enkele redelijke verwachting dat een beperkte kans op overleven van de ongeborene bestond. Op grond daarvan stelt de commissie vast dat geen sprake is van een categorie 2-geval. De commissie acht zich dan ook niet bevoegd.

Oordeel

De commissie verklaart zich onbevoegd.