LZA2-2007-002

Feiten en omstandigheden

Bij een zwangerschapsduur van 31 weken en 1 dag werd prenataal onderzoek verricht bij de moeder. Daaruit is gebleken dat het ongeboren kind leed aan hydrocephalie en een intracraniaal proces, verdacht voor een tumor, waarvoor een infauste prognose werd gegeven. Op diezelfde datum is deze uitslag aan de ouders  bekend gemaakt. 

Bij een zwangerschapsduur van 31 weken en 6 dagen hebben de ouders verzocht om afbreking van de zwangerschap. De beëindiging van de zwangerschap is op dezelfde dag aangevangen middels oxytocine. Op diezelfde datum is het kind overleden geboren. De diagnose is postnataal bevestigd.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval heeft uitgevoerd. De bevoegdheid daartoe is vastgelegd in artikel 3 van de Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Gelet op de in onderhavige melding vermelde diagnose en prognose is de commissie van oordeel dat de ongeborene naar redelijkerwijs verwacht mocht worden, niet in staat was buiten het moederlichaam in leven te blijven. Er was geen enkele redelijke verwachting dat een beperkte kans op overleven van de ongeborene bestond. Op grond daarvan stelt de commissie vast dat geen sprake is van een categorie 2-geval. De commissie acht zich dan ook niet bevoegd.  

Beslissing

De commissie verklaart zich onbevoegd.