LZA2-2007-003

Feiten en omstandigheden

a. aandoening

Bij een zwangerschapsduur van 26 weken en 1 dag werd prenataal onderzoek verricht bij de moeder in de vorm van geavanceerd echoscopisch onderzoek. Daaruit bleek dat het ongeboren kind een complexe cerebrale aanlegstoornis had met een microcefalie, occipitale encefalocele (ter grootte van 78 mm bij 50 mm), een corpus callosum agenesie en een Chiari II malformatie.

De postnatale levensduur was niet exact te voorspellen. Bij een abstinerend beleid zou het kind niet ouder worden dan 4 á 5 maanden. De prognose was ernstige morbiditeit die later zou resulteren in een zeer ernstige ontwikkelingsstoornis met een psychomotore retardatie, gepaard gaande met spasticiteit, een moeilijk te behandelen epilepsie en ernstige slechtziendheid.

Uit aanvullende informatie van de arts is gebleken dat sprake was van een zeer ernstige afwijking van de hersenen (encephalocele) die in 100 % van de gevallen tot ernstige handicaps zou leiden en in een zeer groot aantal gevallen gepaard zou gaan met een sterk verminderde levensverwachting. Uit de aanvullende informatie is eveneens gebleken dat behalve de hersenafwijking geen syndroomkenmerken zijn gevonden bij postnataal onderzoek.

Naar heersend medisch inzicht kon postnataal geen nauwkeuriger prognose worden gesteld. Ook waren er geen behandelingsmogelijkheden -noch antenataal noch postnataal- om de prognose (beduidend) te kunnen beïnvloeden.

b. karakter van het lijden

Ten aanzien van de verwachting voor de latere gezondheidstoestand van het kind met betrekking tot de mate van lijden wordt in relatie tot de hiervoor onder a. genoemde prognose, aangegeven dat moeilijk te behandelen complicaties zouden ontstaan, zoals voedingsstoornissen.

c. verzoek om zwangerschapsafbreking

Bij een zwangerschapsduur van 26 weken en 1 dag verzochten de moeder en haar partner om beëindiging van de zwangerschap. Dit verzoek is schriftelijk vastgelegd. De noodsituatie van de ouders achtte de arts evident en werd geverifieerd door twee gynaecologen en een kinderneuroloog.

d. voorlichting en alternatieven

Twee bij de behandeling betrokken artsen hebben de ouders op de hoogte gesteld van de diagnose, prognose en alternatieven. Aan de ouders werd uitgelegd dat het kind een ernstige afwijking had die, binnen de geldende standaard van behandeling in het betreffende ziekenhuis en volgens de mening van het geconsulteerde team, op korte termijn na de geboorte zou resulteren in overlijden van het kind wegens het afzien van medisch zinloos handelen. Het uitdragen van de zwangerschap is besproken met de ouders maar was geen optie. Er heeft overleg plaatsgevonden met de huisarts, de eigen verloskundige en de eigen gynaecoloog.

e. consultatie

Over de antenatale diagnose was consensus. De beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen na teamoverleg. Er bestond algehele consensus over de diagnose, prognose en het honoreren van het verzoek van de ouders tot beëindiging van de zwangerschap. Het team bestond naast de arts, uit twee gynaecologen, een kinderneuroloog, een neonatoloog en een radioloog.

De diagnose en prognose is daarnaast besproken in de commissie ad hoc late zwangerschapsafbreking in het betreffende ziekenhuis. Daarbij waren, naast de genoemde artsen, ook betrokken een klinisch-geneticus en een arts prenatale diagnostiek en therapie. Deze commissie ging unaniem akkoord met het verzoek tot late zwangerschapsafbreking.

f. uitvoering

Bij een zwangerschapsduur van 28 weken en 2 dagen werd foeticide met behulp van KCl intracardiaal uitgevoerd. Twee dagen later is gestart met het op gang brengen van weeën met Misoprostol. Eén dag later is het kind dood geboren. De diagnose is postnataal bevestigd.

Overwegingen

Met betrekking tot de aandoening
Uit de informatie die de arts heeft gegeven leidt de commissie af dat de situatie van het kind geplaatst moet worden in het ernstige deel van het spectrum van kinderen met een dergelijke aandoening. Antenataal noch postnataal waren er aanwijzingen voor orgaanafwijkingen die passen bij een categorie 1-geval.

Met betrekking tot het karakter van het lijden
De commissie overweegt op basis van de door de arts gegeven informatie dat sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden. Naast de door de arts aangegeven complicaties overweegt de commissie dat het kind zou komen te lijden aan blindheid, extreme ontwikkelingsachterstand, luchtweginfecties en andere motorische en zintuiglijke stoornissen.

Met betrekking tot de voorlichting en alternatieven
De commissie overweegt dat moeilijk is vast te stellen of het kind binnen de genoemde korte termijn na de geboorte zou overlijden. Wel is de commissie ervan overtuigd dat het overlijden op zeer afzienbare termijn na de geboorte zou plaatsvinden.

Met betrekking tot de uitvoering
Het is de commissie opgevallen dat gebruik is gemaakt van foeticide voordat de bevalling werd ingeleid. Deze werkwijze roept weliswaar vragen op bij de commissie maar er is geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de uitvoering.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval heeft uitgevoerd. De bevoegdheid daartoe is vastgelegd in artikel 3 van de Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Gelet op bovenstaande feiten, omstandigheden en overwegingen is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een aandoening die in categorie-2 valt.

De aandoening was van zodanige aard dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling omdat medisch ingrijpen naar medisch wetenschappelijke inzicht zinloos was te achten en naar heersend medisch inzicht geen twijfel bestond over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.

De arts heeft tot de overtuiging kunnen komen dat bij het kind sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden. Voorts was sprake van een uitdrukkelijk verzoek van de moeder om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie. Er is een voldoende lange bedenktijd geweest.

De arts heeft de ouders volledig op de hoogte gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. De arts heeft een behandelteam geraadpleegd waarvan de leden gezamenlijk een oordeel hebben gegeven.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen zoals bedoeld in de Regeling centrale deskundigheidscommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval.