LZA2-2012-001

Feiten en omstandigheden

a. aandoening

De moeder was een aantal keer eerder zwanger geweest. Alle zwangerschappen werden gecompliceerd door een ernstige pre-eclampsie of HELLP syndroom.

Bij een zwangerschapsduur van 28 weken, kwam de moeder voor een  zwangerschapscontrole naar het ziekenhuis in verband met stijgende bloeddruk. Tijdens echoscopisch onderzoek is een afwijking in de hersenen bij het kind geconstateerd. De moeder werd verwezen naar het prenatale diagnostiek team in een ander ziekenhuis voor type II echoscopisch onderzoek. Dezelfde dag nog werd ze daar opgenomen en werd het type II echoscopisch onderzoek uitgevoerd.

Drie dagen later, bij een zwangerschapsduur van 28 weken en drie dagen, werd dit echoscopisch onderzoek herhaald en werd de diagnose bevestigd en snelle progressie vastgesteld. Er is een beeld gezien van een uitgebreide asymmetrische verwijding van de hersenkamers met nauwelijks nog herkenbare hersenschors. Het beeld was het meest passend bij een grote bloeding in de hersenkamers.

Daarnaast was de aanwezigheid van echodense massa in de rechter hersenkamer passend bij een stolsel. Er was een duidelijke verplaatsing van de middenlijn tussen de beide hersenhelften en een vergrote hoofdomtrek. De kleine hersenen leken normaal aangelegd, maar in de achterste schedelbasis gedrukt door de vergrote hersenkamers. Er was verhoogde bloedstroomsnelheid in de middelste hersenslagader hetgeen op bloedarmoede duidde (door de bloeding in de hersenkamers).

Er was geen positieve uitkomst voor het kind denkbaar. De te verwachten postnatale levensduur zou zeer beperkt zijn. Er was sprake van infauste hogere hersenfuncties en twijfelachtige stamfuncties. Door de verwoesting van de hersenschors zou er sprake zijn van het volgende toekomstbeeld: ernstige lichamelijke beperkingen, geen neuromotorische ontwikkeling, geen mogelijkheden tot communicatie en geen zelfredzaamheid. Het kind zou veel lijden, er zou geen zinvolle behandeling mogelijk zijn (anders dan gericht op comfort) en de afhankelijkheid van het medisch zorgcircuit zou volledig zijn.

Aan het continueren van de zwangerschap waren risico’s verbonden voor de moeder. De doorsnede en omtrek van de schedel van het kind waren reeds in een interval van drie dagen fors toegenomen, waardoor er bij continueren van de zwangerschap een groot risico dreigde te ontstaan op ernstige baringsbelemmering of uterusruptuur bij een littekenuterus ten gevolge van de aantal eerdere keizersnede(s). Daarbij werden haar eerdere zwangerschappen gecompliceerd door een ernstige pre-eclampsie danwel HELLP syndroom en moest de recidiefkans daarop als hoog worden ingeschat.

b. karakter van het lijden

Met betrekking tot de mate van lijden wordt aangegeven dat het kind na de geboorte zeker zou lijden en dat geen zinvolle behandeling mogelijk was.

c. verzoek om zwangerschapsafbreking

Gezien de zeer sombere foetale en neonatale prognose en de maternale risico’s vroegen de ouders, ondersteund door een door hen geschreven brief bij een zwangerschapsduur van 28 weken en drie dagen, om een late zwangerschapsafbreking. De arts achtte de noodsituatie van de ouders evident.

d. voorlichting en alternatieven

De arts heeft de ouders op de hoogte gesteld van de diagnose en de prognose. Naar heersend medisch inzicht zou afwachten van het natuurlijk beloop onaanvaardbare risico’s voor de moeder met zich meebrengen. Het uitdragen van de zwangerschap was dan ook geen optie.

Er waren geen behandelingsmogelijkheden -noch antenataal noch postnataal- om de prognose (beduidend) te kunnen verbeteren. De geconsulteerde neonatologen waren unaniem in hun besluit dat postnataal beleid uitsluitend op comfort gericht zou worden.

e. consultatie

De beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen na interne consultatie en na multidisciplinair teamoverleg. Het team bestond, naast de arts, uit een gynaecoloog-perinatoloog, een fellow perinatoloog, een gynaecoloog, een kinderneuroloog, een neonatoloog en een fellow neonatoloog.

Er is afgestemd met de huisarts van de moeder en met de perinatoloog van het ziekenhuis die de moeder na echoscopisch onderzoek had doorverwezen naar het andere ziekenhuis.

Het verzoek van de ouders is besproken in een naar aanleiding van deze casus opgerichte commissie late zwangerschapsafbreking van het ziekenhuis. Naast een aantal leden van het bovengenoemde multidisciplinaire team en de aanwezigen op de bespreking Prenatale diagnostiek bestond deze commissie uit een gynaecoloog in opleiding, een klinisch geneticus, een maatschappelijk werkster en een verliesdeskundige.

Er bestond algehele consensus over de diagnose, prognose en het honoreren van het verzoek van de ouders tot beëindiging van de zwangerschap. Ook bestond er algehele consensus over de noodzaak de zwangerschap zo snel mogelijk af te breken vanwege de toenemende risiso’s voor de moeder. Er werd overlegd met de gemeentelijk lijschouwer en het openbaar ministerie over het niet in acht nemen van de wettelijke bedenktermijn van vijf dagen, in verband met de risico’s voor de moeder.

f. uitvoering

Middels het inbrengen van een foley katether via de baarmoedermond en verdere rijping van de baarmoedermond met tabletten misoprostol werd de bevalling ingeleid. Vijftig uur later, bij een zwangerschapsduur van 28 weken en zes dagen, werd het kind levend geboren. Behoudens een groot hoofd waren er verder geen zichtbare afwijkingen. Het kind overleed dertien minuten later, in de armen van de moeder.

Overwegingen

In de onderhavige melding zijn twee redenen voor het uitvoeren van de late zwangerschapsafbreking: de aandoening van het kind en de risico’s voor de moeder bij het continueren van de zwangerschap.

De late zwangerschapsafbreking is bij de commissie gemeld als een categorie 2-geval, dat wil zeggen dat de reden is gelegen in aandoeningen van het kind die leiden tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen, waarbij een (veelal beperkte) kans op overleven bestaat.

De commissie oordeelt met inachtneming van de volgende zorgvuldigheidseisen of de arts op een zorgvuldige wijze de zwangerschap heeft afgebroken:

a. het betreft een aandoening die in categorie 2 valt, hetgeen betekent dat de aandoening van zodanige aard is dat na de geboorte wordt afgezien van een medische behandeling, omdat medisch ingrijpen naar medisch wetenschappelijke inzichten zinloos is en naar heersend medisch inzicht geen twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
De commissie overweegt dat de ongeborene aandoeningen had die zouden leiden tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen, waarbij een beperkte kans op overleven bestond. Naar heersend medisch inzicht zou postnataal levensverlengend handelen slechts tot voortzetting van een voor het kind uitzichtloze toestand hebben geleid. De commissie onderschrijft het unanieme oordeel van de geconsulteerde neonatologen dat behandeling zinloos zou zijn. Er bestaat geen twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. Het betreft een aandoening die in categorie 2 valt.

b. bij het kind is sprake van een actueel of te voorzien uitzichtloos lijden.
De commissie overweegt op basis van de door de arts gegeven informatie dat sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden bij het kind.

c. de moeder heeft uitdrukkelijk verzocht om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie.
De commissie heeft kennis genomen van het schriftelijke verzoek van de ouders.

d. de arts heeft de ouders volledig op de hoogte gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. De arts is met de ouders tot de overtuiging gekomen dat er voor de situatie waarin het kind zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
De commissie overweegt dat de ouders volledig op de hoogte zijn gebracht. De arts is met de ouders tot de conclusie gekomen dat er geen andere oplossing was voor de situatie waarin het kind zich bevond.

e. de arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. In plaats hiervan kan worden gesteld het oordeel van een behandelteam.
De commissie overweegt dat het verzoek tot afbreking van de zwangerschap in een breed samengesteld team van artsen is besproken en beoordeeld. Dit is schriftelijk vastgelegd.

f. de afbreking van de zwangerschap is medisch zorgvuldig uitgevoerd.
De commissie overweegt dat de late zwangerschapsafbreking lege artis en medisch zorgvuldig is uitgevoerd.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval heeft uitgevoerd. De bevoegdheid daartoe is vastgelegd in artikel 3 van de Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Gelet op bovenstaande feiten, omstandigheden en overwegingen is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een aandoening die in categorie-2 valt. Daarnaast zou continueren van de zwangerschap voor de vrouw ernstige risico’s met zich meebrengen.

De aandoening was van zodanige aard dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling omdat medisch ingrijpen naar medisch wetenschappelijke inzicht zinloos was te achten en naar heersend medisch inzicht geen twijfel bestond over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.

De arts heeft tot de overtuiging kunnen komen dat bij het kind sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden. Voorts was sprake van een uitdrukkelijk verzoek van de moeder om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk en/of psychisch lijden onder de situatie en was er te verwachten lichamelijk risico voor de moeder bij uitdragen van de zwangerschap.

De arts heeft de ouders volledig op de hoogte gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. De arts heeft een behandelteam geraadpleegd waarvan de leden gezamenlijk een oordeel hebben gegeven.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen zoals bedoeld in de Regeling centrale deskundigheidscommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval.