LZA2-2012-002

Feiten en omstandigheden

Tijdens een echo bij een zwangerschapsduur van 16 weken en drie dagen, werd een anencephalie vastgesteld. Bij anencephalie sluit het uiteinde van de neurale buis zich niet. De hoofdhuid, het schedeldak, het hersenvlies, de beide helften van de grote hersenen en de kleine hersenen zijn dan niet ontwikkeld; in de meeste gevallen is er wel een gedeelte van de hersenstam ontwikkeld. Het hersenweefsel dat wel is ontwikkeld ligt open. Veel anencephale baby’s sterven tijdens de geboorte of hebben na de geboorte een overlevingskans van enkele uren of dagen.

Aanvankelijk besloten de ouders de zwangerschap te willen continueren omdat het voor de moeder geen risico’s zou geven en zij niet zelf het moment wilden bepalen waarop hun kind zou komen te overlijden.

Elf weken later had de moeder fysieke problemen ten gevolge van een polyhydramnion, een situatie waarbij er een abnormaal grote hoeveelheid vruchtwater is waardoor de buikomvang van de zwangere enorm toeneemt. Zij had ook veel krampen en er was ook weeënactiviteit. De ouders wilden nu wel de zwangerschap beëindigen en deden hiertoe op dag maand jaar, bij een zwangerschapsduur van 28 weken en twee dagen, een schriftelijk verzoek.

Bij een zwangerschapsduur van 29 weken en 4 dagen, werd de bevalling ingeleid door middel van het toedienen van misoprostol. De baby kwam dood ter wereld.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval heeft uitgevoerd. De bevoegdheid daartoe is vastgelegd in artikel 3 van de Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Gelet op de in de onderhavige melding vermelde diagnose en prognose is de commissie van oordeel dat kinderen met deze aandoening rond de geboorte overlijden, waarbij in uitzonderlijke gevallen de levensduur wat langer kan zijn. Er is in de onderhavige melding sprake van een categorie 1-geval.

Het uitdragen van een zwangerschap van een kind met anencephalie kan voor de moeder risico’s meebrengen door polyhydramnion, afwijkende liggingen die een baringsbelemmering vormen zoals dwarsligging, of geboorte van het hoofd door onvolkomen ontsluiting. Het afbreken van zwangerschap kan dientengevolge ook om redenen van maternale veiligheid wenselijk zijn.

Op grond van het bovenstaande stelt de commissie vast dat geen sprake is van een categorie 2-geval. De commissie acht zich dan ook niet bevoegd en stelt voor het overige vast dat de arts de late zwangerschapsafbreking dient te melden bij de Beoordelingscommissie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie.

Beslissing

De commissie verklaart zich onbevoegd.