LZA2-2018-003
Feiten en omstandigheden
Diagnose en prognose
Onderzoek wees uit dat er bij het kind sprake was van ernstige cerebrale schade ten gevolge van een acute hypovolemische shock na massale foetomaternale transfusie die was veroorzaakt door een hoogenergetisch trauma (verkeersongeval).
De cerebrale schade bestond uit ernstige dilatatie van de ventrikel achterhoornen, ventrikelwand- en parenchymbloedingen en infarcering occipitaal. Als gevolg van progressieve ventrikeldilatatie was bijkomende schade te verwachten.
De prognose was zeer somber. De verwachting was dat de uitgebreidheid van de cerebrale schade bij het kind in de loop der tijd nog verder zou toenemen als gevolg van de hypoxische beschadiging van het hersenweefsel. De postnatale levensduur was niet goed te voorspellen omdat de hersenstam en het cerebellum intact werden geschat, waardoor er geen afwijkingen in ademregulatie en slikreflexen te verwachten waren. Indien postpartum medisch handelen noodzakelijk zou zijn, zou daarvan worden afgezien.
Indien het kind na de baring zou overleven, zou het kind uiteindelijk aan de complicaties van de (progressieve) hydrocefalie (ernstige decubitus hoofdje) en/of eventuele epileptische aanvallen komen te overlijden.
De toekomstverwachting van het kind bestond uit ernstige cognitieve beperkingen, ernstige motorische beperkingen (tetraparese), cerebrale blindheid, ernstige hydrocefalie en een grote kans op epilepsie. Het kind zou na de geboorte volledig afhankelijk zijn van het medisch zorgcircuit, niet zelfredzaam zijn en minimaal kunnen communiceren. Er waren geen behandelmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.
Lijden bij kind en vrouw
Het lijden dat bij het kind was voorzien bestond uit moeilijk te behandelen complicaties waaronder (progressieve) hydrocefalie (ernstige decubitus hoofdje) en een grote kans op epilepsie met mogelijk overlijden tot gevolg.
Er was sprake van psychisch lijden bij de vrouw en haar partner. Zij wilden hun kind lijden besparen en wilden daarnaast een vegetatief bestaan voor hun kind voorkomen. Bij een zwangerschapsduur van 29 weken verzochten de ouders mondeling om beëindiging van de zwangerschap.
Bespreking binnen eigen behandelteam en second opinion
De beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen na multidisciplinair teamoverleg/ moreel beraad. Ook is er een second opinion gevraagd in een academisch medisch centrum buiten de eigen regio. Er bestond algehele consensus over de diagnose en prognose en het honoreren van het verzoek van de moeder tot beëindiging van de zwangerschap.
Uitvoering
Bij een zwangerschapsduur van 30 weken werd foeticide toegepast. Het kind kreeg eerst pijnstilling door middel van een intracardiale injectie fentanyl, gevolgd door een intracardiale injectie kaliumchloride waarna het kind overleed.
Ter in- en doorleiding van de baring kreeg de vrouw voorafgaand en na de foeticide respectievelijk mifepriston en misoprostol toegediend, waarna het kind levenloos ter wereld kwam. Bij de uitwendige schouwing werden geen dysmorfieën of uitwendige beschadigingen gezien.
In de placenta werd een gebied van ca. 5-7 cm gezien dat qua kleur (wit/geel) duidelijk afweek van de rest van de placenta en harder aanvoelde, mogelijk als gevolg van infarcering van een deel van de placenta waardoor dit deel van de placenta niet meer van (zuurstofrijk) bloed werd voorzien.
Overwegingen
Categorie 2
De Commissie overweegt dat de gestelde diagnose en prognose van zodanige aard zijn dat een medische behandeling na de geboorte zinloos wordt geacht. Er bestaat geen redelijke twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
Actueel of te voorzien uitzichtloos lijden bij ongeborene
Op basis van de door de arts gegeven informatie oordeelt de Commissie dat er sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden bij het kind bestaande uit ernstige cognitieve beperkingen, ernstige motorische beperkingen (tetraparese), cerebrale blindheid, ernstige hydrocefalie en een grote kans op epilepsie. Al deze beperkingen zouden leiden tot een sterk verminderde levensverwachting met een grote kans op overlijden.
Het kind zou na de geboorte volledig afhankelijk zijn van het medisch zorgcircuit, niet zelfredzaam zijn en minimaal kunnen communiceren. Er waren geen behandelingsmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.
Volledige informatieverstrekking m.b.t. diagnose/prognose en geen redelijke andere oplossing
De Commissie constateert dat de vrouw en haar partner volledig op de hoogte zijn gebracht en uitgebreid zijn voorgelicht, ook over het alternatief van het uitdragen van de zwangerschap. Dit blijkt uit de verslaglegging van de arts. De arts is met de vrouw en haar partner tot de conclusie gekomen dat er geen andere redelijke oplossing was.
Uitdrukkelijk verzoek moeder om beëindiging van de zwangerschap
De Commissie heeft kennisgenomen van het mondelinge verzoek van de vrouw en haar partner tot beëindiging van de zwangerschap wegens psychisch lijden. Uit de verslaglegging blijkt dat het verzoek van de vrouw en haar partner vrijwillig en consistent was en het besluit tot afbreking van de zwangerschap weloverwogen is genomen.
Raadpleging ten minste één onafhankelijke arts
De Commissie overweegt dat het verzoek tot afbreking van de zwangerschap tweemaal is besproken in een multidisciplinair overlegteam. Een keer in het eigen medisch centrum en één keer buiten de eigen regio in het kader van een second opinion. Dit is schriftelijk vastgelegd. De deelnemers van de multidisciplinaire overlegteams stemden onafhankelijk van elkaar en unaniem in met het verzoek tot late zwangerschapsafbreking omdat zij van oordeel waren dat er geen twijfel bestond over de diagnose en de daarbij te verwachten zeer sombere prognose.
Medisch zorgvuldige uitvoering
De Commissie overweegt dat de beslissing tot het toepassen van foeticide zorgvuldig en weloverwogen is genomen en dat de uitvoering ervan zorgvuldig is geweest.
Oordeel
De Commissie is van oordeel dat de arts heeft gehandeld overeenkomstig de geldende zorgvuldigheidseisen.