LZA2-2021-001

Feiten en omstandigheden

Diagnose en prognose

Aanvankelijk werd aangenomen dat er sprake was van een dichoriale diamniotische tweeling, waarbij er geen risico op Twin-To-Twin Transfusiesyndroom (TTTS) bestaat. Bij een zwangerschapsduur van 28+2 weken werd de vrouw opgenomen in verband met een polyhydramnion. Kort na opname trad een IUVD op. Bij een zwangerschapsduur van 28+5 weken werd echter geconstateerd dat sprake was van een monochoriale diamniotische tweeling met een beeld van TTTS Quintero stadium 5. De acceptor met polyhydramnion was overleden en de donor was groeivertraagd en had een anhydramnion. MRI-onderzoek bij 30+4 weken wees uit dat er bij foetus 2 (hierna: het kind) sprake was van ernstige cerebrale hypoxisch-ischemische schade ten gevolge van de TTTS en de IUVD van foetus 1.

De prognose was zeer somber. De toekomstverwachting van het kind bestond uit een ernstige motorische ontwikkelingsachterstand met kans op een slappe of spastische tetraplegie en slecht te behandelen epilepsie. Ook werden slikstoornissen met het risico op pneumonieën of overlijden verwacht. Tevens was een ernstige cognitieve ontwikkelingsachterstand te verwachten met geen of nauwelijks mogelijkheid tot communicatie. Het kind zou niet zelfredzaam kunnen zijn. Er waren geen behandelmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.

Lijden bij kind en vrouw
Het lijden dat bij het kind was voorzien bestond naast een ernstige motorische en cognitieve ontwikkelingsachterstand uit een moeilijk behandelbare epilepsie. Het kind zou volledig afhankelijk zijn van het medisch circuit. Er was sprake van psychisch lijden bij de vrouw en haar partner dat bestond uit de wetenschap dat zij de verantwoordelijkheid zouden krijgen voor een ernstig gehandicapt kind en de impact die dit zou hebben op het gezin. De vrouw wilde haar kind een dergelijk leven besparen. Zij werden begeleid door medisch maatschappelijk werk.

Bespreking binnen eigen behandelteam en second opinion

De beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen na een multidisciplinair teamoverleg. Ook is er een second opinion gevraagd in een medisch centrum buiten de eigen regio. Er bestond algehele consensus over de diagnose en prognose.

Uitvoering

Voorafgaand aan de inleiding heeft er foeticide plaatsgevonden bij het kind. Bij de intra-uterien reeds overleden co-twin vond, voorafgaande aan de inleiding, een vruchtwaterdrainage plaats. De bevalling werd ingeleid door toediening van misoprostol. De inductie van de baring werd gestart bij een zwangerschapsduur van 33+4 weken. Een dag later kwamen beide kinderen levenloos ter wereld.

Overwegingen van de commissie

Categorie 2

De commissie overweegt dat de gestelde diagnose en prognose van zodanige aard is dat een medische behandeling na de geboorte zinloos wordt geacht. Er bestaat geen redelijke twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.

Actueel of te voorzien uitzichtloos lijden bij ongeborene

Op basis van de door de arts gegeven informatie oordeelt de commissie dat er sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden bij het kind. Naar verwachting zou het kind een ernstige ontwikkelingsachterstand hebben en vermoedelijk ook visueel gehandicapt zijn. De daarbij te verwachten moeilijk behandelbare epilepsie en voedings-, zuig- en slikproblemen met een risico op pneumonieën en overlijden door verslikken, zouden leiden tot een slechte kwaliteit van leven. Het kind zou volledig afhankelijk zijn van het medisch circuit en de verwachting was dat er geen of nauwelijks communicatie mogelijk was. Er waren geen behandelingsmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.

Volledige informatieverstrekking m.b.t. diagnose/prognose en geen redelijke andere oplossing

De commissie constateert dat de vrouw en haar partner volledig op de hoogte zijn gebracht en uitgebreid zijn voorgelicht, ook over het alternatief van het uitdragen van de zwangerschap. Tevens zijn de vrouw en haar partner voorgelicht over de mogelijke obstetrische redenen voor inleiden van de zwangerschap die zich zouden kunnen voordoen. Dit blijkt uit de verslaglegging van de arts. De arts is met de vrouw en haar partner tot de conclusie gekomen dat er geen andere redelijke oplossing was.

Uitdrukkelijk verzoek moeder om beëindiging van de zwangerschap

De commissie maakt uit de verslaglegging op dat de vrouw en haar partner mondeling hebben verzocht om beëindiging van de zwangerschap. Uit de verslaglegging blijkt dat het verzoek van de vrouw en haar partner vrijwillig en consistent was en het besluit tot afbreking van de zwangerschap weloverwogen is genomen.

Raadpleging ten minste één onafhankelijke arts
De commissie overweegt dat het verzoek tot afbreking van de zwangerschap tweemaal is besproken in een multidisciplinair overlegteam; eenmaal in het eigen medisch centrum en eenmaal buiten de eigen regio in het kader van een second opinion. Dit is schriftelijk vastgelegd. De deelnemers van de multidisciplinaire overlegteams stemden onafhankelijk van elkaar en unaniem in met het oordeel dat er geen twijfel bestond over het klinisch beeld en de daarbij te verwachten zeer sombere prognose.

Medisch zorgvuldige uitvoering

De commissie overweegt dat de uitvoering ervan zorgvuldig is geweest.

Oordeel

De commissie is van oordeel dat de arts heeft gehandeld overeenkomstig de geldende zorgvuldigheidseisen.