LZA2-2022-004
Feiten en omstandigheden
Diagnose en prognose
Onderzoek wees uit dat er bij het kind sprake was van een ernstige CMV foetopathie. Bij de foetus was sprake van algehele groeiachterstand, microcefalie met uitgebreide intracraniële afwijkingen met een achterlopende gyrering, verspreide witte stof afwijkingen, ventriculomegalie en verdenking op calcificaties, alsmede cardiomegalie, hepatosplenomegalie en verdenking op anemie en trombopenie.
De prognose was zeer somber. De kans werd zeer groot ingeschat dat het kind niet levend geboren zou worden dan wel kort na de bevalling zou overlijden. Indien het kind levend geboren zou zijn, dan was de kans groot op ernstige cognitieve, motorische, visuele en auditieve beperkingen, epilepsie en verstoorde orgaanfuncties. De verwachting was dat bij het kind sprake zou zijn van een ernstige mentale en motorische ontwikkelingsachterstand. Er zou weinig tot slechts beperkte mogelijkheid zijn tot communicatie met het kind gelet op de visuele beperking en het gehoorverlies naast de ernstig verstoorde cognitieve ontwikkeling. Het kind zou nooit zelfredzaam zijn. De verwachting was dat het kind langdurig en herhaaldelijk ziekenhuisopnames zou moeten ondergaan in verband met de verstoorde orgaanfunctie zonder uitzicht op genezing. Het kind zou gedurende het hele leven afhankelijk zijn van het medisch zorgcircuit. Er waren geen behandelmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.
Lijden bij kind en vrouw
Het lijden dat bij het kind was voorzien bestond uit blijvende ernstige beperkingen zonder perspectief op zinvolle communicatie en herhaaldelijk noodzakelijke langdurige ziekenhuisopnames in verband met de verstoorde orgaanfunctie zonder uitzicht op genezing. Het kind zou gedurende het hele leven afhankelijk zijn van het medisch zorgcircuit.
Er was sprake van psychisch lijden bij de vrouw en haar partner dat bestond uit de wetenschap dat het kind enkel postnataal een comfort care traject kon ingaan, terwijl het kind ernstig en meervoudig beperkt zou zijn en onder deze behandelingen en gezondheidstoestand zou lijden. De vrouw en haar partner zijn gedurende het gehele traject begeleid door medisch maatschappelijk werk.
Bespreking binnen eigen behandelteam en second opinion
De beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen na eenmaal een multidisciplinair teamoverleg in het eigen centrum. Ook is er een second opinion gevraagd in een medisch centrum buiten de eigen regio. In beide centra bestond onder de aanwezigen van de MDO’s consensus over de diagnose en prognose en het honoreren van het verzoek tot late zwangerschapsafbreking.
Uitvoering
Bij een zwangerschapsduur van 31+6 weken heeft de meldend arts - in samenwerking met een collega - foeticide verricht, middels het toedienen van KCl. Dit vond plaats onder algehele narcose. De vrouw heeft na de foeticide misopristol gekregen. Aangezien er sprake was van een langdurige inleiding heeft de vrouw bij een zwangerschapsduur van 32+1 weken mifepriston toegediend gekregen. Het kind kwam bij een zwangerschapsduur van 32+1 weken levenloos ter wereld.
Overwegingen van de commissie
Categorie 2
De commissie overweegt dat de gestelde diagnose en prognose van zodanige aard is dat een medische behandeling na de geboorte zinloos wordt geacht. Er bestaat geen redelijke twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. Uit de stukken is gebleken dat de diagnose CMV foetopathie met zekerheid is gesteld. Deze diagnose werd op basis van serologisch en beeldvormend onderzoek (echo, foetale MRI) gesteld.
Actueel of te voorzien uitzichtloos lijden bij ongeborene
Op grond van de hierboven onder prognose genoemde problematiek is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat bij de ongeborene sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden. Er waren geen behandelingsmogelijkheden om de prognose te kunnen verbeteren.
Volledige informatieverstrekking m.b.t. diagnose/prognose en geen redelijke andere oplossing
De commissie constateert dat de vrouw en haar partner volledig op de hoogte zijn gebracht en uitgebreid zijn voorgelicht, ook over het alternatief van het uitdragen van de zwangerschap. Dit blijkt uit de verslaglegging van de arts. De arts is met de vrouw en haar partner tot de conclusie gekomen dat er geen andere redelijke oplossing was.
Uitdrukkelijk verzoek moeder om beëindiging van de zwangerschap
De commissie maakt uit de verslaglegging op dat de vrouw en haar partner hebben verzocht om beëindiging van de zwangerschap. Uit de verslaglegging blijkt dat het verzoek van de vrouw en haar partner vrijwillig en consistent was en het besluit tot afbreking van de zwangerschap weloverwogen is genomen.
Raadpleging ten minste één onafhankelijke arts
De commissie overweegt dat het verzoek tot afbreking van de zwangerschap eenmaal is besproken in een multidisciplinair overlegteam in het eigen medisch centrum en eenmaal buiten de eigen regio in het kader van een second opinion. Dit is schriftelijk vastgelegd. In het medisch centrum buiten de eigen regio is eigen onderzoek verricht en het verzoek tot late zwangerschapsafbreking is besproken in een MDO. Er bestond consensus over de diagnose en prognose en het honoreren van het verzoek tot late zwangerschapsafbreking.
Medisch zorgvuldige uitvoering
De commissie overweegt dat de uitvoering ervan zorgvuldig is geweest.
Oordeel
De commissie is van oordeel dat de arts heeft gehandeld overeenkomstig de geldende zorgvuldigheidseisen.